Ondoorgrondelijke ondergrond

De Nederlandse ondergrond bevat ongeveer 300.000 kilometer buisleiding: ruim 18.000 kilometer hiervan is voor het transport van gevaarlijke stoffen. Op 22 november 2004 signaleerde de minister van VROM al dat de beschikbare informatie over de ondergrond onvoldoende wordt gebruikt in de plan- en besluitvorming. De vraag is hoe een ondergronds netwerk van buisleidingen zichtbaar wordt in bijvoorbeeld een bestemmingsplan.

De vertaling van informatie over de ruimtelijke ordening van de ondergrond naar de ruimtelijke ordening van de bovengrond is aan de beterende hand. De nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht immers de ondergrond in een bestemmingsplan op te nemen. Hierdoor zullen steeds meer aanwezige en nog aan te leggen buisleidingen als zodanig in bestemmingsplannen bestemd worden.

Van belang is verder een ontwerpbesluit, de Algemene Maatregel van Bestuur Besluit externe veiligheid buisleidingen, dat tot 25 september 2009 ter inzage ligt. Naar verwachting zal dit besluit halverwege 2010 in werking treden. Het besluit is gericht op buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Deze buisleidingen vormen een potentieel extern veiligheidsrisico voor mensen in de omgeving. Doel van het besluit is om het externe veiligheidsbeleid van toepassing te laten zijn op buisleidingen. Ruimtelijke doorwerking van het risicobeleid in ruimtelijke plannen vormt hiervan een onderdeel. Dit besluit is mede gebaseerd op hoofdstuk 4 van de Wro en het streeft naar het regelen van ruimtelijke doorwerking in bestemmingsplannen.

Dit besluit heeft dus invloed op de bovengrondse ruimtelijke ordening. Zo bevatten de artikelen 11 tot en met 14 bepalingen voor het bevoegd gezag. Het toelaten van buisleidingen voor gevaarlijke stoffen is immers een ruimtelijke afweging, die gemotiveerd moet worden. Concreet houdt dit allereerst in dat bij een bestemmingsplan, inpassingsplan of projectbesluit rekening dient te worden gehouden met de risicocontour van buisleidingen. Zo is het niet toegestaan dat binnen die contour kwetsbare objecten zoals woningen worden gerealiseerd. Verder moet de overheid het groepsrisico in ruimtelijke plannen verantwoorden.

Ook dient het bestemmingsplan de ligging van de in het plangebied aanwezige buisleidingen weer te geven. Een buisleiding kan op verschillende wijzen in het bestemmingsplan bestemd worden. Afhankelijk van de planologische reservering als buisleidingenstraat, – strook of –zone, kan een buisleiding als hoofdbestemming of als dubbelbestemming c.q. nevenbestemming bestemd worden.

Ten slotte mag in het bestemmingsplan de bij de buisleiding behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding niet ontbreken.
De belemmeringenstrook bevat tenminste vijf meter aan weerskanten van de buisleiding. Voor deze strook dient het bestemmingsplan in ieder geval een verbod tot het oprichten van bouwwerken en een aanlegvergunningenstelsel te bevatten. Dit laatste met de bedoeling om de buisleidingen te beschermen tegen bijvoorbeeld graafwerkzaamheden.

Uit deze nieuwe ontwikkeling blijkt maar weer dat de ondergrond stukje bij beetje minder ondoorgrondelijk wordt en dat de “onderwereld” een steeds belangrijker onderwerp voor de bovengrond vormt.

DELEN